Uitgeest
Uitgeest is een dorp en gemeente in de regio Midden-Kennemerland in de Nederlandse provincie Noord-Holland. De gemeente telt bijna 14.000 inwoners en heeft een oppervlakte van ongeveer 22 km². De gemeente Uitgeest maakt deel uit van de samenwerkingsregio BUCH (Bergen, Uitgeest, Castricum, Heiloo). De gemeente bestaat uit het dorp Uitgeest, de gehuchten Assum en Limmerkoog en de buurtschappen Busch en Dam (gedeeltelijk), Groot Dorregeest en Klein Dorregeest (gedeeltelijk).
Uitgeest ligt in het zuidwesten van de Nederlandse provincie Noord-Holland. De gemeente grenst noordwestelijk aan Castricum, noordoostelijk aan Alkmaar, oostelijk aan Zaanstad en zuidwestelijk aan Heemskerk.
Rondom Uitgeest staan vijf molens: De Dog, De Kat, de Dorregeestermolen, de Tweede Broekermolen en de zaagmolen De Corneliszoon. Tusen Uitgeest en Krommenie ligt Fort aan den Ham, een van de 42 forten van de Stelling van Amsterdam, een 19e-eeuwse defensielinie rond Amsterdam. Het Uitgeestermeer en Alkmaardermeer zijn geliefd bij waterrecreanten en natuurliefhebbers. Aan de rand van het Uitgeestermeer bij Uitgeest is een jachthaven en zeilschool gevestigd. Uitgeest heeft ook een openluchtzwembad "De Zien".
De naam Uitgeest
Uitgeest is vermoedelijk genoemd naar de ligging op de uitwaarts, meest landinwaarts gelegen strook geestgrond. Oude vormen van de naam Uitgeest zijn Hutghest, Utgest en Uytgheest. Geest was hoger gelegen, vaak minder vruchtbare zandgrond. Meestal betrof het zandruggen, oude oeverwallen van de Noordzee met daarop akkers. In het westen van het land lag het oudste bouwland op de geestgronden, aangezien dit de enige plaats was waar landbouw bedreven kon worden.
Geschiedenis van Uitgeest
Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat er 450 v.Chr. mensen in Uitgeest woonden. Zij bouwden hun eenvoudige houten woningen op de daarvoor meest gunstige plaats, de strand- en stroomwallen, die hoger lagen dan de omgeving. Deze vroege bewoning zou zich voortzetten tot ver in de Romeinse Tijd. Vanaf 250 na Chr. nam de bewoning af tot een minimum. Het gebied werd toen moeilijk bewoonbaar door hoge waterstanden en stormvloeden. Toch verdween de bevolking niet helemaal. De hoger gelegen strandwallen en stroomwallen van Dorregeest zijn altijd bewoond gebleven.
Pas in de vroege Middeleeuwen zou de bewoning weer echt toenemen. Rond 700 ontstonden de voor de kuststreek zo kenmerkende 'geestdorpen'. Deze agrarische gemeenschappen bestonden uit een klein ovaal complex van bouwlanden, waaromheen de boerderijen waren gesitueerd. Binnen Uitgeest kan men in het huidige wegenpatroon een viertal van deze vroegmiddeleeuwse nederzettingen herkennen: Assum, Westergeest, Oostergeest en Dorregeest.
Bevolkingsgroei en betere klimatologische omstandigheden maakten het mogelijk dat het ten oosten van de strandwallen gelegen veengebied in de loop van de 10e eeuw kon worden ontgonnen. Daarbij ontstonden talrijke nieuwe woonkernen. Zo zijn Krommenie, de Uitgeesterwoude en Markenbinnen vanuit Uitgeest ontstaan. In het einde van de 11e eeuw wordt Uitgeest voor het eerst genoemd in een inventarislijst van de abdij van Egmond.
Vanaf 1150 was er opnieuw een periode met hoge waterstanden en stormvloeden. Veel land ging toen verloren door het ontstaan van grote meren. Waarschijnlijk zijn in deze tijd het Alkmaarder- en Uitgeestermeer ontstaan. De bewoners van Uitgeest trachtten zich tegen het water te beschermen door de aanleg van dijken. De dijken rond Uitgeest behoren tot de oudst bekende van Noord-Holland zoals de Ziendijk (laat 12e eeuw) en de Lage- of st-Aagtendijk (ca.1290).
Toch kon Uitgeest ook profiteren van de hoge waterstanden. Doordat het dorp aan open water kwam te liggen, kreeg het goede verbindingsmogelijkheden met het omringende gebied en daardoor met de Zuiderzee. Naast de eerder genoemde buurtschappen ontstond een kleine centrum waar handel en nijverheid zich konden ontwikkelen.
De periode 1500-1650 was voor Uitgeest een periode van grote bloei. De landbouw floreerde en de nijverheid nam een grote vlucht. In deze periode nam het aantal inwoners sterk toe. In 1630 telde het dorp ruim 2000 inwoners en het was daarmee een van de grootste dorpen in de kuststreek.
In deze tijd werden een groot aantal industriewindmolens te Uitgeest gebouwd. Aan het einde van de 16e eeuw werd de eerste windmolen t.b.v. het zagen van hout uitgevonden door de Uitgeester Cornelis Cornelisz. Zijn uitvinding was het begin van de enorme houtzaagindustrie van de Zaanstreek waaraan Uitgeest grenst.
Na 1650 ging het steeds slechter met de economie in Uitgeest. De scheepvaart liep terug door een afname van haringbuizen en minder walvisvaart. Dit had gevolgen voor de scheepsbouw en zeildoekfabricage. Ook de landbouw, heel belangrijk voor de Uitgeester economie in de pre-industriële periode, kreeg na 1650 zware slagen te verduren door de verminderde vraag naar zuivelproducten en hogere belastingen. In de eerste helft van de 18e eeuw waren er ook nog eens diverse veepest epidemieën. Uiteindelijk liep het inwoneraantal van Uitgeest terug tot zo'n 1000 inwoners.
Pas in de tweede helft van de 19e eeuw ging het weer beter met Uitgeest. Naast het traditionele boerenbedrijf, de veehouderij, werd de bloembollenkwekerij een belangrijke bron van inkomsten. Aan het einde van de 19e eeuw vestigde de Hollandse Melksuikerfabriek zich in Uitgeest. De komst van de spoorwegen was hierbij belangrijk. Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat het aantal inwoners weer toenam. Aan het einde van de 19e eeuw telde Uitgeest weer zo'n 2000 inwoners. Rond 1940 was dit aantal verdubbeld tot 4000 inwoners. Na WOII verdween de bloembollenteelt geleidelijk uit Uitgeest, maar het dorp bleef groeien en heeft nu bijna 14.000 inwoners.
Wijken en buurten van Uitgeest
De gemeente Uitgeest bestaat uit 1 wijk en 6 buurten:
Wijken | Buurten |
---|---|
Uitgeest | De Koog, De Kleis, Waldijk, oude Dorp, Bedrijventerrein en Buitengebied |